Fruitbomen & kleinfruit: hoe begin ik eraan?

Veel mensen leggen bij ‘fruit in de tuin’ direct de link met een ‘boomgaard’. Maar ook in een kleinere tuin of zelfs op een balkon kan je een leuke fruittuin maken. Lekker, en leuk om naar te kijken: met fruitbomen in je tuin kan je genieten van vers fruit van het seizoen, en van mooie bloesems in het voorjaar.

1. Welke soorten zijn er?

Allereerst is het natuurlijk handig om te kiezen wat voor planten je wil, en hoe snel je vrucht wil.


Mogelijkheden zijn bijvoorbeeld:

Hoogstammen: Hoogstammen zijn erg mooi, maar doen er over het algemeen iets langer over voordat er vruchten aan komen, meestal 5 tot 8 jaar. Ze kunnen erg groot worden, niet geschikt voor een kleine tuin dus.

Halfstammen: Halfstammen kunnen tot 5 meter hoog worden. Je hebt er dus ook een grotere tuin voor nodig. Na 4 tot 6 jaar kun je vruchten oogsten. 

Laagstammen: Lijken meer op een struik, maar leveren na een paar jaar ook veel vruchten op. Ze zijn ideaal voor kleine en middelgrote tuinen. 

Dwergfruit: Wil je sneller vruchten plukken? Denk dan aan dwergvariëteiten op een zwakke onderstam. Dwergboompjes zijn ook ideaal als je weinig ruimte hebt, en zijn ook geschikt voor op balkon of terras.

Sierappel: Wil je de ‘look’ van een fruitboom, maar geen eetbare vruchten? Dan kan je voor de sierappel gaan. Ze bloeien de hele maand mei, vormen een compact boompje en dragen in het najaar van september tot december een weelde aan vruchtjes. De bomen zijn zo sterk dat ze bijna overal groeien, mits ze voldoende licht, lucht en zon krijgen. 

Kleinfruit: Kleinfruit zijn fruitdragende vaste planten en heesters zoals bessen, bramen en frambozen. Het zijn meestal struiken die kleiner zijn dan fruitbomen, en je kan ze vaak goed leiden tegen een muur of schutting. 

2. Waar planten?

Plant fruitbomen indien mogelijk in de volle grond: ze zijn dan stevig verankerd en hebben toegang tot een groot water- en voedingsreservoir, waardoor ze minder zorg vragen. Wil je ze op je terras zetten? Dan kun je vijgen, kleinfruit of kleinere fruitboompjes in grote potten kweken. Zorg er dan voor dat je pot diep en breed genoeg is, en dat er onderaan gaatjes in zitten zodat overtollig water weg kan. De potgrootte is afhankelijk van de gekozen plant. 

Een goede standplaats is een plek met voldoende zon, vruchtbare bodem en goede afwatering. Als je ergens woont waar het veel waait, kan je de boom op een tegen de wind beschutte plek planten. Laat appelbomen niet té beschut staan. Als ze niet goed droog waaien, krijgen ze eerder infecties. Beschutting aan de westkant is vaak voldoende.

Om vruchten te krijgen, is bestuiving nodig. Diverse appel-, peren-, pruimen- en kersenrassen bestuiven zichzelf. Andere rassen hebben een bestuiver nodig. Zij hebben hebben stuifmeel van een andere, maar soortgelijke variëteit nodig om vruchten te vormen. Dit heet kruisbestuiving. Hou hier dus rekening mee bij de aankoop en plaatsing van je fruitbomen.

3. Wanneer planten?

Fruitbomen in pot zoals wij die verkopen, kun je het hele jaar rond planten. Kies voor het planten een rustige, bewolkte dag. Vermijd vorst en plant nooit na dagen van onophoudelijke regen wanneer de bodem volledig met water verzadigd is.

Kleinfruit kan je het hele jaar rond in pot kopen, maar in het voorjaar is het grootste assortiment beschikbaar. Kleinfruit kan perfect tegen de vrieskou, en kan je dus ook al vanaf maart planten. 

4. Hoe planten?

Graaf een put waarin de wortels van je plant voldoende ruimte hebben. 

  • Voor een fruitboom maak je het plantgat ongeveer 50 x 50 x 50 cm groot
  • Voor struiken mag dat iets kleiner, ongeveer 40 x 40 x 40 cm. 

Controleer met een spade op de bodem van het gat of er geen stenen liggen. Die moet je verwijderen of doorbreken.

Zet de boom in het plantgat en vul op met bodemverbeteraar en aarde. Trap na het opvullen de aarde zeer lichtjes aan. Geef daarna ongeveer een volle emmer water. Bedek de naakte grond ten slotte met een mulchlaag.

5. Ondersteun de boom

Bij de aanplant van bomen, plaats je in het plantgat altijd eerst een steunpaal. Een net geplante boom is nog niet stevig in de grond en heeft de eerste jaren steun nodig. Voor hoog- en halfstammen verwijder je de palen na 3 of 4 jaar. Laagstammen hebben hun hele leven lang steun nodig, dus daarbij verwijder je de palen nooit.

Zet de steunpaal ongeveer 10 cm van de boom aan de kant van de overheersende windrichting (doorgaans het westen). Zo blaast de wind de boom van de paal weg en ontstaan er minder schuurwonden. Bind de fruitboom na het planten vast met behulp van een brede elastische band (bijvoorbeeld een stuk fietsband) in een achtvorm, zodat de boom niet tegen de paal schuurt en span hem niet te hard aan om insnoering te voorkomen.

6. Water geven 

Bomen:
 Jonge bomen moeten voldoende water krijgen. Pas geplante bomen moeten eens in de twee weken goed water krijgen. Gebruik bijvoorbeeld compost of stro om de grond vochtig te houden. Voeg organische mest, zoals compost of gecomposteerde mest toe als de boom slecht groeit. Geef niet te veel mest. Het fruit wordt dan flauw, zacht en vatbaar voor rotting.

Kleinfruit: 
Het is vaak goed te voelen wanneer een plant in een pot water nodig heeft. Voel met je vinger of de grond droog aanvoelt. Is dat het geval, dan is het nodig om wat water te geven. Ook zal er blad van de plant afvallen of donker kleuren als de plant te weinig water heeft. Geel blad geeft vaak juist aan dat de plant teveel water heeft. Let dan goed op of het water ook weg kan in de grond of, mocht de plant in een pot staan, of de pot voldoende afwatering heeft. Het beste kies je voor een pot met onderin gaten. Hierdoor kan het overschot aan water weglopen door de gaten.

Zomer: 
In de zomer zal je natuurlijk meer water moeten geven omdat dan de grond wat eerder verdroogt.

Herfst-winter: 
In de herfst en winter zal het blad van de boom of struik vallen. Meestal regent het in deze periode genoeg. Houdt echter wel in de gaten dat je in drogere weken wat extra water moet geven.

7. Snoeien

Een belangrijk punt bij het zelf kweken van fruit is het snoeien van een fruitboom. Hoewel een niet gesnoeide fruitboom ook vruchten zal dragen, is het in veel opzichten beter om de bomen en planten wel te snoeien. Uiteraard is het afhankelijk van de soort fruitboom welke vorm van snoeien je het beste kunt toepassen:

Vormsnoei

Een jonge fruitboom heeft vooral vormsnoei nodig. Door dit direct na het planten toe te passen, ontwikkelen zich haarwortels waardoor de boom beter voeding kan opnemen. Voor het verkrijgen van een mooie vorm hou je best 3 tot 5 hoofdtakken aan. Het is ideaal als deze ongeveer gelijk zijn qua dikte en schuinte zodat ze ook ongeveer even hard groeien. Als de hoofdtakken zijn bepaald, kunnen de overige takken worden weggesnoeid. Vervolgens kan je de ‘nieuwe’ scheuten terugsnoeien tot 2 á 3 knoppen, dit zijn de kleine verdikkinkjes op de tak. Op de snoeiplek zal de fruitboom vaak weer opnieuw gaan vertakken.

Onderhoudssnoei

Als de fruitboom zijn juiste vorm heeft, ga je over tot de onderhoudssnoei. Bij deze manier van snoeien dient er een evenwicht te ontstaan tussen de energie (voedingsopname) van de boom en het vormen van scheuten, maken van bloemknoppen en het geven van vruchten. Door deze manier van snoeien wordt de vorm in stand gehouden en wordt de productie van vruchthout bevorderd. Je kan regelmatig uitdunnen en/of verjongen. Het belangrijkste is dat overal in de kroon voldoende licht en lucht komt.

Wat haal je weg?

  • Dode, gebroken, zieke en scheurende takken.
  • Takken die door de kroon groeien.
  • Waterloten en takken die veel energie gebruiken (voor groei).
  • Wildopslag.

Vervangingssnoei

Als na verloop van tijd de vruchtdragende takken zo zijn afgebogen dat de vruchten kleiner worden, moeten de doorgebogen takken worden “vervangen”. Meestal is er op de plaats van de buiging al een sterke scheut ontstaan die de plaats kan innemen. Als dat (nog) niet het geval is, kan de twijg “getopt” worden, waardoor er meerdere nieuwe scheuten gevormd worden. Hiervan kan je er vervolgens één van gebruiken als nieuwe vruchtdragende tak.



Bronnen: Fruithof, Velt